De wet (artikel 41 lid 1 van Wetsbesluit 81/2015) definieert de leerovereenkomst als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gericht op het opleiden en in dienst nemen van jongeren. Zijn functie is om de professionaliteit van de werknemer aan te passen aan de behoeften van de arbeidsmarkt en om de werkgelegenheid van de jongere generaties te bevorderen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de werkgever naast het salaris ook (rechtstreeks of dankzij derden) de opleiding moet voorzien die nodig is om te komen tot:
- Een diploma;
- De professionaliteit en vaardigheden die nodig zijn voor het uitoefenen van een bepaald beroep;
- Nuttige ervaringen voor het behalen van universitaire of hogere onderwijskwalificaties.
Voor elk van deze drie doelstellingen is er een specifiek type stage:
- voor kwalificatie en beroepsdiploma;
- professionaliseren;
- hoger onderwijs en onderzoek.
Afhankelijk van het tot stand gekomen contract gelden er verschillende regels met betrekking tot:
- Kenmerken van de leerling;
- Regulering van opleidingsaspecten;
- Duur van het contract.
Zonder te vergeten dat alle drie de soorten leerlingplaatsen het feit gemeen hebben dat ze een contract van onbepaalde duur zijn, te begrijpen als versterkte bescherming tijdens de relatie met betrekking tot het gedrag van de werkgever. In feite kan het bedrijf tijdens de leertijd alleen ontslaan als er een gegronde reden of gegronde reden voor is.
Zelfs als het een contract van onbepaalde duur is, heeft elk type stage een vervaldatum. Zodra de werknemer en het bedrijf deze hebben bereikt, kunnen ze zich vrij en zonder opgaaf van redenen terugtrekken. Anders wordt de relatie voortgezet als een normale arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Laten we de verschillende soorten leerlingplaatsen in detail bekijken.
Leercontract voor beroepskwalificatie en diploma
In de leertijd voor de kwalificatie en het beroepsdiploma is er naast de opleiding in het bedrijf ook de opleiding die wordt uitgevoerd door de opleidingsinstellingen die binnen de regionale onderwijs- en opleidingssystemen opereren op basis van de essentiële prestatieniveaus.
De opleidingsinhoud van het rapport wordt beheerst door autonome regio’s en provincies, elk met een autonoom aanbod. Bij gebrek aan regionale regelgeving wordt de discipline met zijn eigen decreten verwezen naar het ministerie van Arbeid.
Om de leertijd te activeren ondertekent de werkgever een protocol met de opleidingsinstelling waar de student staat ingeschreven. Het protocol legt de duur en inhoud vast van de opleiding die in het bedrijf wordt gegeven.
Externe opleiding daarentegen wordt gegeven door de opleidingsinstelling waar de student is ingeschreven en kan niet hoger zijn dan:
- Op 60% van het wettelijk rooster voor het tweede jaar;
- 50% voor het derde en vierde jaar en voor het volgende jaar gericht op het behalen van het certificaat technische specialisatie.
Minimale duur
Net als bij alle andere typen kan de leertijd voor kwalificatie en beroepsdiploma niet minder dan 6 maanden duren. De maximale limiet daarentegen varieert afhankelijk van de te behalen kwalificatie of titel:
- In contracten voor kwalificatie en het beroepsdiploma, het diploma secundair onderwijs en het certificaat van hogere technische specialisatie is de maximale duur 3 jaar (4 in het geval van een regionaal vierjarig diploma), met een mogelijke verlenging van één jaar;
- Wat betreft de contracten voor het verwerven, naast het diploma hoger secundair onderwijs, van verdere technisch-professionele vaardigheden met inachtneming van deze voorzien door het schoolreglement, bedraagt de maximale duur 4 jaar (voor jongeren die de jaarlijkse aanvullende cursus volgen die eindigt met het staatsexamen, de maximale duur is 2 jaar).
Aan het einde van de relatie kan deze worden omgezet in een professionaliserende stage.
Iedereen tussen de 15 en 25 jaar kan worden aangenomen met een leercontract voor kwalificatie en een beroepsdiploma.
Professionalisering leercontract
In het professionaliserend leerlingwezen worden de duur en wijze van het geven van de opleiding vastgelegd door de CCNL of interconfederatieve overeenkomsten ondertekend door de meest representatieve vakbondsorganisaties op nationaal niveau, op basis van de te behalen kwalificatie.
De opleiding die door de werkgever wordt uitgevoerd en in het bedrijf wordt gegeven, is geïntegreerd in het openbare opleidingsaanbod, intern of extern aan de werkplek, dat wordt beheerd door de autonome gewesten en provincies (na raadpleging van de sociale partners).
Leertijd en gebrek aan opleiding als gevolg van de afwezigheid van de leerling
De duur van het openbare opleidingsaanbod wordt bepaald op basis van de onderwijskwalificatie van de leerling op het moment van indiensttreding:
- 120 uur voor wie geen onderwijskwalificatie heeft, in het bezit is van een getuigschrift basisonderwijs of lager secundair onderwijs;
- 80 uur voor degenen met een diploma secundair onderwijs of een kwalificatie of diploma voor beroepsonderwijs en -opleiding;
- 40 uur voor leerlingen met een diploma of gelijkwaardige kwalificatie.
De minimale en maximale duur wordt bepaald door de interfederatieve overeenkomsten en door de Nationale CAO’s, maar kan in geen geval langer zijn dan:
- in de meeste gevallen 3 jaar;
- 5 jaar voor de beroepsprofielen die kenmerkend zijn voor de figuur van de vakman die wordt geïdentificeerd door de collectieve overeenkomsten.
Het professionaliserend leertraject kan worden geactiveerd met jongeren tussen de 18 (17 indien in het bezit van een beroepskwalificatie) en 29 jaar. Werknemers die een werkloosheidsuitkering ontvangen of in mobiliteit zijn, kunnen ongeacht hun leeftijd met dit type leerlingplaats worden aangeworven.
Leerovereenkomst hoger onderwijs en onderzoek
In het leerlingwezen van geavanceerde opleiding en onderzoek worden de opleidingsprofielen en de duur van het contract vastgesteld door de autonome regio’s en provincies na overleg met de territoriale verenigingen van werkgevers en werknemers die relatief representatiever zijn op nationaal niveau, universiteiten, hogere technische instituten en andere instellingen voor opleiding of onderzoek. Bij gebrek aan regionale regelgeving wordt de opleiding geregeld door een bijzonder ministerieel besluit (DM 12 oktober 2015). De opleidingsactiviteit buiten het bedrijf wordt uitgevoerd in de instelling waar de student is ingeschreven en kan normaliter niet meer bedragen dan 60% van het wettelijk rooster.
De door de werkgever te betalen opleiding wordt bepaald met een speciaal protocol dat deze moet ondertekenen bij de instelling waar de student is ingeschreven of bij de onderzoeksinstelling.
De leerwerkrelatie hoger onderwijs en onderzoek kan worden aangegaan met proefpersonen van 18 tot en met 29 jaar.
Soorten leerlingwezen: de gemeenschappelijke kenmerken
Ongeacht het type stage zijn er enkele algemene regels:
- Het leercontract moet ook een samenvatting van het individuele opleidingsplan bevatten, een document dat de inhoud van de opleiding bevat;
- De leerling kan qua salaris tot twee niveaus lager worden ingeschaald dan de CAO toekent aan de functie waarop de relatie gericht is;
- Verbod om de leerling in stuksloon te betalen;
- Verplichting om een bedrijfsbegeleider aan te wijzen;
- In de leertijd voor de beroepskwalificatie en het diploma en in de leertijd voortgezette opleiding en onderzoek is de werkgever vrijgesteld van bezoldiging voor de opleidingsuren die hij in de opleidingsinstelling heeft gemaakt (voor die betaald door het bedrijf daarentegen 10% van de bezoldiging wordt erkend zou moeten hebben);
- Voor leerlingen gelden dezelfde regels over werktijden als voor ondergeschikten (voor minderjarige leerlingen daarentegen maximaal 8 uur per dag en 40 uur per week werken naast het verbod op nachtwerk tussen 22.00 en 6.00 uur).